
Het Pays des Collines is een heuvelrijke streek net ten zuiden van Ronse. Veel bos, veel paadjes, veel natuur en veel hoogtemeters. Kortom: de ideale streek om een trail te lopen. Zaterdag stond ik voor de derde keer aan de start van de Fourmi Trail des Collines. Fourmi is Frans voor mieren. Die zijn verlekkerd op suiker en op die manier verwijst de titel naar de voormalige suikerfabriek in het Henegouwse dorp Frasnes-lez-Anvaing.
Alhoewel een hoofdzakelijk Franstalig peloton stonden er toch ook wel wat bekende gezichten aan de start. We begonnen met een lange afdaling door de weide waar de verse koeienvlaaien nog lagen te blinken. Voor mij slingerde een langgerekt lint van kleurrijke lopers door het groene landschap. De moeite om een paar foto’s te nemen. Als allerlaatste zette ik mijn weg verder.
Na een tweetal kilometer kwam ik aan het Bois d’Hubermont. Veel modder en agressieve hoogtemeters dwongen me te stappen. Een loper voor mij was op pad met klassieke loopschoenen zonder profiel. Hij schoof letterlijk alle kanten op. Aan een heel steile afdaling prees hij zich gelukkig dat er een touw gespannen was. Het viel me daar trouwens op hoe weinig mensen de juiste techniek kennen om veilig naar beneden te gaan. Tip: ga achterwaarts naar beneden terwijl je het touw strak gespannen houdt.
Een privépassage door een wijngaard betekende een nieuw fotomomentje. Wat verder kwam ik trailbroeder Mout tegen. Na wat geplaag en gelach liet ik hem gaan want hij is nu eenmaal een veel betere daler. Met de magische woorden “Dag papa”, nam hij afscheid.
Intussen was het hard beginnen regenen. Net voor halfweg kwamen we opnieuw in de buurt van de start- en aankomstlocatie. We liepen rond de geparkeerde wagens op een weide die stilaan aan het verzuipen was. “We zullen nog niet meteen thuis zijn”, dacht ik bij mezelf, maar dat was een zorg voor later. Een andere zorg kwam even later toen een insect het op mijn neus had gemunt. Het leek wel een scène uit een Hitchcock-film. De steek was echt heel pijnlijk en het voelde alsof mijn neus in brand stond. Slechts heel geleidelijk trok de pijn weg.
De halve marathon was inmiddels achter de rug en nadat ik al meer dan een uur in het niemandsland had gelopen, kreeg ik eindelijk weer andere deelnemers in het vizier. Het was het begin van een inhaalrace. Via een oude spoorwegbedding kwam ik aan een recent natuurgebied met een vrij technische afdaling. Op die manier bereikte ik de laatste bevoorrading. Net op dat moment gingen de hemelsluizen helemaal open. Iedereen zocht beschutting onder het veel te kleine partytentje.
Onder het motto ‘nat is nat’ besliste ik om de weergoden te trotseren en meteen door te lopen. Het was een echte hoosbui waarbij ik het water letterlijk langs mijn billen voelde lopen. In de verte zag ik Karlien die op weg was naar een mooie podiumplek, maar zij had al een pittig lusje door een nieuwe wijngaard achter de rug.
In de verte kon ik al de stem van de microman horen. Nog een laatste klim en nog een laatste passage door de koeienvlaaienweide en daar stond Karin me aan de aankomst op te wachten. Zij had de 15 kilometer gestapt en ook ferm genoten. Toen we na een drankje de zaal verlieten, wachtte er ons een spektakelrijke aanblik. De weide was één modderpoel geworden en overal stonden gestrande wagens. Tegen beter weten in probeerde ik het onmogelijke, maar uiteindelijk moest ook ik wachten op hulp van een bereidwillige quadpiloot die ons één voor één weer op het asfalt trok.